IM-Pact Assessments
Home
Overzicht
Typeringen
Goed Gesprek
Staat van Zijn
Waarden Profiel
Modus
Overtuigingen
IM-Pact Opleidingen
Functietyperingen Jung
Deze vragenlijst is voor de opleidingen van IM-Pact. Vult U de vragen in (maak keuzes) op basis van wat u nu ervaart.
Naam
*
email
*
Vraag 1 tot 8
1: U omschrijft uzelf als
*
A: stil en terughoudend
B: contact gericht en spontaan
2: U wordt eerder beschouwd als
*
A een vindingrijk persoon
B een praktisch ingesteld persoon
3: U waardeert meestal
*
A: gevoelens meer dan logisch denken
B: logisch denken meer dan gevoelens
4: Als u een uitstapje maakt, geeft U de voorkeur aan om
*
A: gewoon te vertrekken en te zien wat u zult gaan doen
B: plannen wat U zult doen en op welke tijdstippen
5: Op een feestje zult U meestal
*
A: met vele mensen, ook vreemden, een praatje maken
B: met enkele bekenden een gesprek aan gaan
6: Als U leraar zou zijn zou U liever
*
A: praktijklessen geven
B: theorielessen geven
7: Uw benadering van anderen is vooral
*
A: zakelijk (objectief)
B: persoonlijk (subjectief)
8: U vindt het moeilijker om zich aan te passen
*
A: aan voortdurende verandering
B: aan routine
Vraag 9 t/m 16
9: In een grote groep zult U vaker
*
A: door anderen voorgesteld worden
B: anderen aan elkaar voorstellen
10: U vindt uw sterke kant vooral
*
A: uw levendige fantasie
B: uw realisme
11: U laat zich vooral leiden
*
A: door uw gevoelens dan door uw verstand
B: door uw verstand dan door uw gevoelens
12: Als vooral geregeld is dat U bepaalde dingen zult doen op een bepaald moment vindt U dat
*
A: onplezierig omdat U gebonden bent
B: prettig omdat u een planning kunt volgen
13: U heeft
*
A: een uitgebreide vriendenkring
B: een hechte vriendschap met enkele mensen
14: U vindt een dagelijkse routine
*
A: een prettige manier om allerlei dingen te doen
B: eigenlijk vervelend, ook als het noodzakelijk is
15: U bent eerder
*
A: zakelijk/nuchter/resoluut
B: zachtmoedig/mild/vriendelijk
16: Vindt U het nemen van besluiten of het maken van keuzes
*
A: prettig omdat het duidelijkheid geeft over wat u zult doen
B: moeilijk, omdat u daarmee andere mogelijkheden uitsluit
Vraag 17 t/m 24
17: U gaat makkelijk een praatje aan
*
A: alleen met bepaalde mensen of in bepaalde situaties
B: met zowat iedereen (met om het even wie)
18: U kiest als vriend liever iemand die
*
A: steeds met nieuwe ideeën komt
B: met beide benen op de grond staat
19: U bent meestal
*
A: sympathiek, aardig
B: eerlijk (u zegt wat u denkt, ook als dit onprettig voor de ander is)
20: U bent meer succesvol
*
A: in het omgaan met het onverwachte en het snel zien wat er gedaan moet worden
B: in het volgen van een zorgvuldig uitgewerkt plan
21: U denkt dat uw kennissen doorgaans
*
A: weten hoe u zich voelt over de meeste dingen
B: uw gevoelens alleen kennen als u speciale reden had om hierover te praten
22: U vertrouwt meer op uw
*
A: ervaring
B: voorgevoel
23: Wat vindt u belangrijker
*
A: rechtvaardige behandeling van mensen
B: harmonie tussen mensen
24: Een planning volgen
*
A: trekt u meestal aan
B: spreekt u meestal niet aan
Vragen 25 t/m 31
25: U zou uzelf zeggen dat u zich meestal
*
A: meer beheerst en kalm gedraagt dan anderen
B: meer enthousiast en opgewonden gedraagt over iets dan anderen
26: U pakt alledaagse zaken meestal aan
*
A: op een geheel eigen manier
B: op een gebruikelijke (gewone) manier
27: U waardeert meestal
*
A: gevoelens meer dan logisch denken
B: logisch denken meer dan gevoelens
28: Is het zo dat
*
A: u er de voorkeur aan geeft dingen op het laatste ogenblik te doen
B: het regelen van zaken op het laatste moment u op de zenuwen werkt
29: Het is zo dat u vaak
*
A: gemakkelijk een gesprek met vreemden begint
B: moeite hebt met het aanspreken van vreemden
30: U
*
A: bent goed in werk of bezigheden die om accuratesse vragen
B: hebt doorgaans een hekel aan nauwkeurig en accuraat werken
31: U bent meer bezorgd over
*
A: iemands rechten
B: iemands gevoelens
32: U geeft er meestal de voorkeur aan om
*
A: zaken goed te regelen
B: de dingen te nemen zoals ze komen
Vragen 33 t/m 40
33: Op feestjes
*
A: vertrekt u meestal vroeg met afgenomen energie
B: blijft u meestal laat met toegenomen energie
34: U voelt zich meer aangetrokken tot
*
A: fantasierijke mensen
B: praktische, realistische mensen
35: Wat geldt meer voor U
*
A: u bent meer een gevoels mens
B: u bent een verstandig (denkend) mens
36: Wanneer u denkt aan een of andere kleiningheid doe u moet kopen of doen
*
A: vergeet u dit vaak tot u er pas veel later aan denkt
B: schrijft u dit meestal op om het te onthouden
37: Mensen die u voor het eerst ontmoet kunnen vertellen waar u interesse in heeft
*
A: vrij snel na het eerste contact
B: pas nadat zij u echt hebben leren kennen
38: U bent vooral
*
A: verstandig
B: fantasierijk
39: U bent in uw gedrag vaker
*
A: koel en afstandelijk
B: warm, hartelijk
40: U bent eerder
*
A: stipt (op tijd) , punctueel
B: gemakkelijk (easy going)
Vragen 41 t/m 48
41: U houdt het meest van
*
A: een rustige omgeving om u te kunnen concentreren
B: een omgeving met veel afwisseling en actie
42: U bent meer geinteresseerd in
*
A: wat de toekomstmogelijkheden van iets zijn
B: wat het praktische nut van iets is op dit moment
43: U laat zich het meest leiden door
*
A: uw hart (uw gevoelens)
B: uw hoofd (uw verstand)
44: Als u een taak of klus moet afmaken
*
A: werkt u vaak extra snel op het laatste moment
B: begint u meestal vroeg aan om aan het einde tijd over te hebben
45: Op feestjes
*
A: maakt u bijna altijd plezier
B: verveelt u zich nogal eens
46: Dagdromen en fantaseren is voor u doorgaans
*
A: storend, lastig of vervelend
B: interessant, boeiend en fascinerend
47: U waardeert eerder
*
A: helder en logisch redeneervermogen
B: gevoelig, mededogen (medeleven)
48: U voelt zich meer op uw gemak
*
A: na een beslissing
B: voor een beslissing
Vragen 49 t/m 56
49: U bent geneigd om
*
A: meer bedachtzaam dan spontaan te zijn
B: meer spontaan dan bedachtzaam te zijn
50: U baseert uw beslissingen en acties vooral op
*
A: uw ingevingen
B: de feiten
51: Het geeft meer voldoening
*
A: om bij een meningsverschil overeenstemming te bereiken
B: om een meningsverschil grondig uit te praten
52: U geeft in het algemeen de voorkeur aan
*
A: ongeplande gebeurtenissen of evenementen
B: geplande gebeurtenissen of evenementen
53: In gezelschap
*
A: neemt u makkelijk het initiatief tot een gesprek
B: wacht u eerder af tot u benaderd wordt
54: U
*
A: accepteert vaak de realiteit, en beschouwt die als een gegeven om vanuit te werken
B: vraagt zich vaak af waarom iets is zoals het is en of het niet anders kan
55: Waar wordt U meer door aangesproken
*
A: overtuigd te worden
B: geraakt (geroerd) te worden
56: U geeft doorgaans de voorkeur aan
*
A: dat de dingen geregeld zijn en vastliggen
B: dat de dingen nog niet geregeld zijn en open zijn
Vragen 57 t/m 64
57: U bent eerder iemand die
*
A: enigszins gereserveerd (terughoudend) is
B: gemakkelijk te beinvloeden is
58: U vindt het in het algemeen erger
*
A: om altijd hetzelfde spoor te volgen
B: om met uw hoofd in de wolken te lopen
59: U houdt bij het nemen van besluiten meer rekening met
*
A: uw gevoel
B: uw verstand
60: U zou uzelf eerder omschrijven als
*
A: flexibel dan ordelijk
B: ordelijk dan flexibel
61: U herkent
*
A: mensen meestal vrij snel
B: gezichten en herinnert zich bijbehorende namen vaak moeizaam
62: U houdt er van om
*
A: routine op te bouwen en om snel en efficient te kunnen werken
B: nieuwe vaardigheden te kunnen ontwikkelen is steeds nieuwe activiteiten
63: Bij het beoordelen van anderen laat u zich meer leiden door
*
A: regels dan omstandigheden
B: omstandigheden dan regels
64: U geeft er meestal de voorkeur aan de dingen te laten gebeuren
*
A: door zorgvuldige keuze, planning en voorbereiding
B: door het inspelen op toeval, door improvisatie
Vragen 65 t/m 72
65: U geeft de voorkeur aan
*
A: langdurige contacten met enkele vrienden
B: korte contacten met vele vrienden
66: U vindt mensen met een fantasierijke visie meestal
*
A: fascinerend en vaak de moeite waard
B: zwerverig en vaak een tijdverspilling
67: U oordeelt eerde op basis van
*
A: waarden
B: logische argumenten
68: Bij het maken van keuzes bent u geneigd dit
*
A: enigszins impulsief te doen
B: nogal zorgvuldig te doen
69: Als de telefoon gaat
*
A: neemt u hem graag als eerste aan
B: hoopt u vaak dat iemand anders hem aan wil nemen
70: U bent eerder
*
A: de feitelijke concrete realiteit (wat er is)
B: de toekomstmogelijkheden van een situatie (wat er zou kunnen zijn)
71: U bent eerder
*
A: standvastig dan vriendelijk
B: vriendelijk dan standvastig
72: U zou zichzelf eerder omschrijven als iemand die
*
A: serieus (ernstig) en stip (punctueel) is
B: dingen gemakkelijk neemt, het neemt zoals het komt
Vragen 73 t/m 80
73: Men leert u in het algemeen
*
A: moeilijk kennen
B: makkelijk kennen
74: U vertrouwt bij het nemen van besluiten meer op uw
*
A: inspiratie
B: uw ervaring
75: U vindt het belangrijker om
*
A: waardering en warmte van uw omgeving te ontvangen
B: eerlijk en rechtvaardig behandeld te worden door uw omgeving
76: U vindt vooral een sterke kant van uzelf
*
A: uw vermogen om op onverwachte dingen in te spelen, te improviseren
B: uw vermogen om systematisch te werken, te plannen en organiseren
77: In een gesprek met vreemden
*
A: praat u over het algemeen gemakkelijk en langdurig
B: hebt u vaak weinig te vertellen, weinig gespreksstof
78: Welk woord spreek U het meest aan? (betekenis)
*
A: vertrouwd
B: nieuw
79: Wat bepaalt uw handelen meer?
*
A: uw hoofd
B: uw hart
80: Welke situatie spreek u meer aan?
*
A: de gestructureerde en geprogrammeerde
B: de ongestructureerde en niet geprogrammeerde
De laatste vragen
81: Uw gevoelens
*
A: houdt u doorgaans voor uzelf
B: toont u meestal openlijk, ongeremd
82: Welk woord spreekt u het meest aan
*
A: figuurlijk
B: letterlijk
83: Welke woorden spreekt u het meest aan
*
A: begripvol, invoelend, subjectief
B: kritisch, analytisch, objectief
84: Welke woorden spreekt u het meest aan
*
A: ontspannen, gemakkelijk
B: stipt, nauwgezet
Copyright (c) IM-Pact Opleidingen. All rights reserved.2009-2020